Welke taalniveaus zijn er? En hoe schrijf je een tekst die lezers met taalniveau B1 snel begrijpen? 11 tips!
Hoe makkelijker we een tekst begrijpen, hoe sneller we het ermee eens zijn en de boodschap geloven. Onze eerste indruk van een schrijver wordt bepaald door ons gevoel bij de tekst, niet door de inhoud ervan*. Zorg er als je een tekst schrijft dus voor dat de taal die je gebruikt niet afleidt van die inhoud. Je wilt niet dat je lezer zich ergert doordat hij zich door je tekst heen moet worstelen, maar je wilt ook niet dat hij denkt ‘jeetje, wat kinderachtig’.
Te moeilijk wordt het voor veel mensen vanaf taalniveau B2. En te makkelijk vanaf A2. Taalniveau B1 is het ideale niveau om professioneel over te komen én helder te zijn. Daarom lees je in dit artikel 11 tips om teksten te schrijven die mensen met taalniveau B1 snel begrijpen.
De taalniveaus zeggen iets over hoe goed een lezer een tekst begrijpt. De Raad van Europa maakte een meetlat met 6 verschillende taalniveaus: A1, A2, B1, B2, C1 en C2. A1 is het laagste taalniveau en C2 is het hoogste taalniveau.
Mensen met taalniveau A1 begrijpen vertrouwde woorden, namen en hele eenvoudige zinnen. Bijvoorbeeld in brochures, mededelingen of folders.
Mensen met taalniveau A2 begrijpen hele korte, eenvoudige teksten. Bijvoorbeeld advertenties, folders, menu’s en dienstregelingen. Of eenvoudige persoonlijke brieven.
Mensen met taalniveau B1 begrijpen teksten die vooral bestaan uit woorden die vaak voorkomen. Of uit woorden die ze ook in hun werk of tijdens hun hobby gebruiken. Ook begrijpen ze de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven.
Mensen met taalniveau B2 begrijpen artikelen en verslagen over eigentijdse problemen. Of teksten die gaan over hun eigen interesse- en vakgebied.
Mensen met taalniveau C1 begrijpen lange en complexe teksten. Het gaat dan om zowel feitelijke teksten als literaire teksten. Ook als deze teksten niet over hun eigen werkgebied gaan. Daarnaast waarderen ze verschillende stijlen in teksten.
Mensen met taalniveau C2 begrijpen vrijwel moeiteloos alle soorten teksten. Dus ook abstracte of linguïstisch complexe teksten. Zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire teksten.
Mensen hebben op 5 verschillende gebieden een taalniveau. Op het gebied van lezen, gesprekken voeren, luisteren, spreken en schrijven. Het niveau kan per onderdeel verschillen. Wij focussen ons alleen op het leesniveau. Een tekst heeft dus niet een taalniveau, een mens wel. Als wij het hebben over een tekst in taalniveau B1, hebben we het eigenlijk over een tekst die geschikt is voor lezers met taalniveau B1.
Als een tekst ‘taalniveau B1’ heeft, betekent dit nog niet dat het een goed leesbare tekst is. Iedere lezer is namelijk anders. Heeft een andere achtergrond en een andere context. Zo moet je tijdens het schrijven van een tekst bijvoorbeeld ook rekening houden met het kennis- en het interesseniveau van een lezer.
De taalniveaus zijn ooit bedacht door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in het Common European Framework. Zij bedachten de taalniveaus om het taalonderwijs voor mensen in verschillende landen die een tweede taal leren te kunnen vergelijken. Inmiddels is het min of meer geaccepteerd om de taalniveaus ook te gebruiken bij eerstetaalgebruikers.
Je kunt ze gebruiken om je bewust te zijn van de leesproblemen in je tekst. Of om je te helpen bepalen wat helder is en wat niet. Veel organisaties kiezen ervoor om hun teksten geschikt te maken voor lezers met taalniveau B1. Omdat het grootste deel van de bevolking dat soort teksten snel en gemakkelijk kan lezen. Wil je dus een groot publiek bereiken met jouw teksten? Doe dan je voordeel met deze 11 stappen om teksten te schrijven die lezers met taalniveau B1 snel begrijpen.
Schrijven begint met denken. Welke vragen heeft je lezer over de inhoud van jouw tekst? En wat wil jij de lezer vertellen. Maak een lijstje met alle onderwerpen die je wilt bespreken in je tekst. Verdeel daarna ieder onderwerp in van de 4 categorieën:
Begin in je tekst met de informatie die de lezer moet weten en die jij moet vertellen. Dit is namelijk de belangrijkste informatie voor de lezer. Dit kunnen bijvoorbeeld boodschappen zijn uit categorie 1 en 2:
– De klant moet voor 21 juni 2021 zijn rekening betalen.
– Als de klant niet betaalt, krijgt hij een boete van 5%.
– De klant hoeft niets te doen als hij al betaald heeft.
Over de onderwerpen in categorie 3 en 4 denk je nog even na. In een tekst op taalniveau B1 wil je namelijk geen overbodige informatie zetten. Kun je bijvoorbeeld verwijzen naar een website áls de lezer meer informatie wil? Dan is dat beter. Hij kan dan zelf kiezen tot op welk detailniveau hij door wil lezen.
Je hebt bepaald welke boodschappen je in je tekst gaat zetten. Nu begin je pas aan je tekst. Zet iedere boodschap kernachtig in een zin. Hoe doe je dat? Probeer niet meer dan 12 woorden per zin te gebruiken. Kies steeds voor dezelfde grammaticale vorm. En spreek de lezer aan met ‘u’ of ‘je’.
Bijvoorbeeld:
U moet voor 21 juni 2021 uw rekening betalen.
U krijgt een boete van 5% als u te laat betaalt.
U hoeft niets te doen als u al heeft betaald.
Je hebt je belangrijkste boodschappen helder geformuleerd. Die zinnen maak je vet. Ze worden namelijk de kopjes van de alinea’s van je tekst. Op die manier ziet de lezer direct de belangrijkste boodschappen uit je tekst.
Onder de dikgedrukte kopjes leg je de belangrijkste boodschappen verder uit. Zodat de lezer ze beter begrijpt. Probeer maximaal 5 zinnen per alinea te schrijven. Houd daarbij je zinnen kort. En begin ook in de alinea met de belangrijkste informatie voor de lezer. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit:
U moet voor 21 juni 2021 uw rekening betalen
U maakt € 149,95 over. Dat doet u naar rekening op naam van . U schrijft daarbij dit kenmerk: .
Zorg ervoor dat de inleiding van je tekst zo kort mogelijk is. Zo blijft de tekst overzichtelijk en weet de lezer direct wat hij kan verwachten. Je kunt bijvoorbeeld de aanleiding van je tekst beschrijven. Zet in de inleiding nog geen belangrijke boodschappen.
Bijvoorbeeld:
Op 6 april vroeg u ons of u uw woning mag verhuren. U wilt dat doen vanaf augustus van dit jaar. Hieronder leest u ons antwoord.
In de slotalinea schrijf je bijvoorbeeld waar de lezer extra informatie kan vinden. En je laat weten aan wie en hoe hij vragen kan stellen. Geef daarbij concrete informatie. Denk aan namen, telefoonnummers, e-mailadressen en andere contactgegevens die van belang zijn. Bijvoorbeeld zo:
Laat het me gerust weten als u vragen heeft
U bereikt mij op werkdagen via <.> of <.> .
Dat lijkt simpel, maar gaat vaker mis dan je denkt. Waar kun je bijvoorbeeld op letten als je korte zinnen wilt schrijven? Zet vaker een punt in plaats van een komma. Gebruik opsommingen. En schrijf maximaal 1 boodschap per zin.
Dus niet:
Als je niet weet hoe je een zin korter kunt maken, kun je ook een vraag-antwoord-constructie gebruiken.Maar:
Weet je niet hoe je een zin korter kunt maken? Schrijf dan een vraag en een antwoord.
Als je veel kennis hebt van het onderwerp waarover je schrijft, sluipen vaktermen gemakkelijk in je tekst. Probeer dit te voorkomen. Want je lezer kent die termen waarschijnlijk niet. Probeer ook geen andere ingewikkelde woorden en ouderwetse termen te gebruiken. Die zorgen er namelijk voor dat je tekst moeilijker te begrijpen is.
Ben je benieuwd of een woord begrijpelijk is voor lezers met taalniveau b1? Controleer het op de website www.ishetb1.nl. Als je woord niet past binnen taalniveau B1, dan geeft de website je een aantal begrijpelijke alternatieven. Moet je een woord echt gebruiken, maar kent je lezer het woord niet? Leg het woord dan in begrijpelijke taal uit.
Maak duidelijk wie, wat, waar en wanneer. Bijvoorbeeld door concrete namen, bedragen, data en nummers in je tekst te noemen.
Dit is niet concreet:
De benodigde salarisgegevens worden naar de makelaar gestuurd.
Want: wie stuurt de gegevens naar de makelaar? Moet de lezer dat doen of doet de schrijver dat? En om welke gegevens gaat het?
Dit is wel concreet:
Stuurt u deze gegevens zelf voor naar uw makelaar:
– een kopie van uw meest recente jaaropgave;
– een kopie van uw meest recente salarisstrook.
Dat betekent dat je zo min mogelijk lijdende vormen en onnodige werkwoorden gebruikt. ‘Kunnen’, ‘willen’ en ‘zullen’ zijn hulpwerkwoorden. Die maken je zinnen alleen maar langer. Lijdende vormen herken je aan de woorden ‘worden’ en ‘zijn’. Je maakt zinnen daarmee verwarrend doordat het niet duidelijk is wie wat doet. Bovendien maak je je teksten onpersoonlijk, waardoor je al snel formeel overkomt op de lezer.
Dus niet:
Indien van deze voorschriften wordt afgeweken, wordt de vergunning ingetrokken.Maar:
Volg altijd de regels. Dan weet u zeker dat u de vergunning mag blijven gebruiken.
Kies steeds dezelfde woorden voor dezelfde dingen. Dat lijkt misschien een beetje saai. Maar in een tekst op taalniveau B1 wil je je lezer zo snel en duidelijk mogelijk informeren. En het afwisselen van synoniemen zorgt er juist voor dat een tekst onduidelijker wordt. Jij weet misschien dat je met ‘relatienummer’ en ‘klantnummer’ hetzelfde bedoelt. Maar je lezer kan zomaar denken dat het om 2 verschillende nummers gaat.
Via onze website doe je gemakkelijk een taalniveaucheck. Plak of typ een tekst in het tekstveld. Klik op ‘beoordelen’. En je ziet welk taalniveau jouw tekst heeft.
Organisaties die medewerkers hulp willen bieden bij het schrijven in taalniveau B1 maken gebruik van het softwareprogramma Klinkende Taal. Medewerkers hebben het programma in Outlook of Word geïnstalleerd en zien tijdens het schrijven met 1 druk op de knop:
– welk taalniveau hun teksten hebben;
– welke woorden, zinnen of alinea’s nog onduidelijk zijn;
– wat ze kunnen doen om hun teksten te verduidelijken.
Zo verbeteren ze dus tijdens het schrijven hun schrijfvaardigheden. Ben je benieuwd of Klinkende Taal ook iets voor jouw organisatie is? Vraag gerust een gratis demo van Klinkende Taal aan.
Duidelijke taal is natuurlijk belangrijk. Maar ook de aantrekkelijkheid van een tekst kan ervoor zorgen dat een lezer gaat én blijft lezen. Begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid gaan volgens ons dan ook hand in hand. Daarom lees je in dit artikel hoe je aantrekkelijke teksten in begrijpelijke taal schrijft.
Omdat je abstracte informatie concreet kunt maken met beeld. Omdat je dingen met beeld kunt laten zien die je niet in woorden kunt uitleggen. Omdat je feiten en cijfers visueel aantrekkelijk kunt maken met beeld. Omdat veel beelden universeel zijn waardoor je een grote doelgroep bereikt … Maar hoe zet je beeld nu precies in? Doe je voordeel met de tips uit ons gratis boekje over visueel communiceren.
* Daniel Kahneman in het boek ‘Thinking Fast and Slow’.
Blijf op de hoogte van de laatste blogs en beste schrijf- en spreektechnieken.
Iedereen wil begrijpelijke taal. Maar worden de teksten dan niet saai? 5 tips om begrijpelijk én aantrekkelijk te schrijven.
Lees meer"Wij bedienen mensen van 0 tot 100 jaar oud. En ál die mensen moeten onze teksten begrijpen", vertelt Jasja Sikking.
Lees meer“Onze huurders zijn studenten van allerlei verschillende nationaliteiten, dus kiezen wij steeds vaker voor beeld."
Lees meerLoo van Eck en Babbage Company slaan de handen ineen en zijn vanaf 1 september 2023 als groep een nieuwe fase ingegaan. Samen gaan we bouwen aan het grootste communicatiebedrijf van Nederland. Ons bedrijf blijft, net als Babbage Company, wel gewoon zelfstandig opereren onder de eigen naam. De komende periode onderzoeken we op welke gebieden […]
Lees meerNa 40 jaar is oprichter Hans van Eck op 1 september 2023 bij ons bedrijf gestopt. Hij startte ons bedrijf samen met Gijs van ’t Loo in 1983. Zij waren ervan overtuigd dat bedrijven konden profiteren van wat ze hadden geleerd tijdens hun studie Taalbeheersing. Hun intuïtie bleek juist. Zowel commerciële bedrijven als overheidsinstanties bleken […]
Lees meerIs het beide of beiden? Alle of allen, sommige of sommigen en andere of anderen? Je leest de regels in dit artikel.
Lees meer