Het wielrennen heeft, net als het voetbal, een interessant spoor nagelaten in onze taal. Een kleine bloemlezing van de prachtige wielertaal.
‘Ik zei het al in 1980, de Tour de France win je in bed.’
Iedere dag als ik in de auto naar Radio 1 luister, hoor ik hoe Joop Zoetemelk zijn beroemde uitspraak herhaalt in een commercial voor een of ander beddenmerk. En hij voegt er fijntjes aan toe dat als hij destijds op een bed van dat specifieke merk had geslapen, hij misschien wel vaker de Tour had gewonnen.
De uitspraak van Zoetemelk is er eentje in een lange reeks van uitspraken die in het peleton van profrenners zijn ontstaan. En zo heeft het wielrennen, net als het voetbal, een interessant spoor nagelaten in onze taal. Een kleine bloemlezing.
De renner ‘spurt’ weg. Hij ‘demarreert’ uit de ‘kopgroep’ en rijdt soepel de berg op. Hij gaat voor ‘de dood of de gladiolen’, alles of niets. Al snel pakt hij seconden voorsprong, maar ontmoet dan plotseling ‘de man met de hamer.’ Hij krijgt een ‘hongerklop’ en al snel blijkt ‘het nekkie eraf’ te zijn. Hij begint dan te ‘harken’.
Het harken heeft dankzij de wielersport een totaal nieuwe betekenis gekregen. Waar ik normaal gesproken een associatie heb met een net gazon waarop geen blaadje meer te zien is, denk ik deze weken bij harken aan een zwoegende renner die voorovergebogen op zijn fiets zich het ‘snot voor de ogen fietst’. Vaak is de uitputting nabij. Dit in tegenstelling tot een renner met ‘goede benen’ die juist niet hoeft te harken, maar zonder moeite ‘de kasseien uit het wegdek’ trapt.
En als de geknakte renner niet harkt, dan ‘stoempt’ hij wel. Ook zo’n prachtterm die is voorbehouden aan een renner die niet op souplesse, maar die schuddend en schokkend en ‘op karakter’ het asfalt naar achteren duwt.
De voorsprong van de eenzame fietser slinkt zienderogen. Hij lijkt ‘geparkeerd’ te staan en al snel wordt hij ‘opgeraapt’ door de achtervolgers. Direct zakt hij naar achteren en blijft nog een tijdje ‘aan het elastiek hangen’. Uiteindelijk moet hij ‘lossen’. Hij heeft een ‘jasje uitgedaan’ en uiteindelijk komt hij met een achterstand van vijfentwintig minuten in ‘de bus’ over de ‘meet’.
Hoe komt het toch dat er zoveel uitdrukkingen aan deze sport kleven? Het blijft opmerkelijk. Echt jargon is het niet, omdat de meeste woorden in de uitdrukkingen ‘gewoon’ zijn. Natuurlijk zijn woorden als ‘meet’ of ‘demarreren’ niet buiten deze context te gebruiken, maar voor veel woorden geldt dat wel. Een ‘bus’ kennen we al, net als ‘oprapen’ of ‘parkeren’.
Ik doe regelmatig mijn jasje uit, maar als je dat in de wielersport zegt, is het niet best. Het krijgt direct een figuurlijke betekenis. En misschien zit daarin wel de crux. Dat het wielerjargon een combinatie is van:
– specifieke termen (stoempen, de meet, massaspurt);
– algemene woorden die hun betekenis ontlenen aan de specifieke context (geparkeerd, opgeraapt);
– woorden die een figuurlijke betekenis krijgen (jasje uitdoen, in de bus).
De Tour wacht op niemand, dus de strijd in de ‘kopgroep’ gaat door. Een ‘meesterknecht’ verhoogt het tempo en maakt de koers ‘hard’, zodat geen enkele renner kan ontsnappen. Hij rijdt zo hard mogelijk om ‘aan de boom te schudden’. Her en der moeten renners de kopgroep laten gaan. Toch lukt het een van de ‘kopmannen’ om ‘weg te kletsen’. Een andere kopman ‘springt mee in zijn wiel’ en het duo slaat al snel een gat van enkele meters. De rest moet ‘passen’.
De beeldspraak is fantastisch. Iedereen snapt precies wat het effect is van het schudden aan een boom. Ook al gaat de vergelijking letterlijk gezien natuurlijk mank, een boom staat stil, terwijl een kopgroep beweegt. Maar goed, wie maalt daarom?
Het is overigens lastig om de herkomst van het jargon vast te stellen. Sommige woorden en uitdrukkingen kunnen we rechtstreeks toewijzen aan renners of commentatoren. Zo zijn de uitdrukkingen ‘linkebal’ en ‘eraf gepierd worden’ geïntroduceerd door oud-renner en commentator Maarten Ducrot en weten we dat ‘de dood of de gladiolen’ en ‘harken’ van Gerrie Kneteman afkomen. Maar veel van het jargon lijkt collectief te zijn ontstaan.
De ‘koers’ komt in een beslissende fase. Het duo komt aan de top van de ‘col’. Na een sprint om de ‘bonificatiepunten’ zetten ze de afdaling in en al snel blijkt dat een van de twee koplopers niet echt een sterke daler is. Regelmatig houdt het publiek het hart vast als de renner ‘vierkant door de bocht’ gaat.
De twee houden hun voorsprong nog een tijdje vast, maar als snel blijkt dat ze toch niet zo’n ‘goede benen’ hebben. In de ‘afzink’ worden ze ingelopen door de achtervolgers. Er ligt nu een groep van zo’n tien renners op kop. Op ‘het vlakke’ zetten de renners de ‘grote molen’ erop om de voorsprong zo groot mogelijk te maken. Ze formeren zelfs een ‘waaier’. De knechten houden de kopmannen zoveel mogelijk ‘uit de wind’. De hele groep werkt ‘kop over kop’ samen om de voorsprong te vergroten. Een van de kopmannen is echter een ‘linkebal’ en doet niet mee in het ‘treintje’.
Persoonlijk vind ik de uitdrukking ‘chasse patate’ misschien wel de allermooiste. De term wordt gebruikt als een wielrenner vanuit het peleton naar de kopgroep probeert te fietsen, maar ertussen blijft hangen. Het is de meest akelige positie als renner, omdat je lange tijd alleen fietst en erg veel energie verbruikt zonder dat het iets oplevert. ‘Chasse’ betekent overigens ‘jacht’ en ‘patate’ betekent ‘aardappel’. Als je de uitdrukking vertaalt, betekent het zoiets als ‘de jacht van de sukkel’. Niet bepaald een titel die je tijdens een rit wilt verdienen …
Kenners hadden op voorhand in deze bergetappe een ‘massaspurt’ verwacht omdat het laatste stuk vlak was. Toch lijkt het grote peleton de kopgroep niet meer te kunnen achterhalen. In de straten van de aankomst maakt de kopgroep zich op voor de sprint. Een van de knechten rijdt zich helemaal ‘leeg’ om ‘de sprint aan te trekken’. Tijdens de sprint geeft de kopman van de ene ploeg de ander een ‘kwak’ waardoor deze bijna in de hekken belandt. Tegelijkertijd doet hij de ‘deur dicht’ voor zijn medesprinters. Met ‘een verschil van fietslengte’ komt hij als eerste over ‘meet’ en valt in de armen van zijn ‘soigneur’.
Na afloop spreekt hij met de pers over zijn ‘ritzege’:
‘Ik ben totaal ‘uitgewoond’ na deze ‘etappe’. In de finale moest ik er echt ‘een tandje bijdoen’, anders was ik bang ‘de slag te missen’. Ik ben niet zo’n ‘klimmer’ van huis uit en mijn benen ‘liepen vol’ bergop. Gelukkig kon ik in de afdeling redelijk snel ‘recupereren’ en toen ik in mijn ‘oortje’ hoorde dat de ‘bergkoning’ ergens tussen de ‘volgauto’s’ gelost was, organiseerde ik een waaier om de voorsprong zo groot mogelijk te maken. Het is dan weliswaar vandaag niet de ‘koninginnerit’ maar ik ben dolblij met deze winst!’
Wat is taal toch geweldig!
Iemand enig idee wat dat betekent?
Blijf op de hoogte van de laatste blogs en beste schrijf- en spreektechnieken.
Zo kreeg én hield gemeente Urk duidelijke taal op de kaart van de gemeente. Een interview met Françoise Bisschop-Jansen.
Lees meerIedereen wil begrijpelijke taal. Maar worden de teksten dan niet saai? 5 tips om begrijpelijk én aantrekkelijk te schrijven.
Lees meerTe veel of teveel? Te kort of tekort? Zo ver of zover? Ten slotte of tenslotte? Ten minste of tenminste? Schrijf je dit los of aan elkaar?
Lees meerLoo van Eck en Babbage Company slaan de handen ineen en zijn vanaf 1 september 2023 als groep een nieuwe fase ingegaan. Samen gaan we bouwen aan het grootste communicatiebedrijf van Nederland. Ons bedrijf blijft, net als Babbage Company, wel gewoon zelfstandig opereren onder de eigen naam. De komende periode onderzoeken we op welke gebieden […]
Lees meerNa 40 jaar is oprichter Hans van Eck op 1 september 2023 bij ons bedrijf gestopt. Hij startte ons bedrijf samen met Gijs van ’t Loo in 1983. Zij waren ervan overtuigd dat bedrijven konden profiteren van wat ze hadden geleerd tijdens hun studie Taalbeheersing. Hun intuïtie bleek juist. Zowel commerciële bedrijven als overheidsinstanties bleken […]
Lees meerIs het beide of beiden? Alle of allen, sommige of sommigen en andere of anderen? Je leest de regels in dit artikel.
Lees meer